Petra (Alias)
Pas op haar sterfbed, in 2008, haalt Toos* een paar foto’s van James uit het laatje van haar nachtkastje en geeft die aan haar dochter Petra*. ’Je hebt er recht op te weten wie je vader was’, zegt ze en overhandigt Petra foto’s van de Amerikaanse soldaat James Harbut.
Het meisje met wie James in de bevrijdingstijd verkering had, heeft haar dochter nauwelijks iets verteld over haar biologische vader. Duidelijk zichtbaar is dat het een Afro-Amerikaanse soldaat moest zijn geweest. Dat hij Jimmy werd genoemd, heeft Petra vaker gehoord van oudere dorpsgenoten die in de bevrijdingstijd met zwarte soldaten optrokken.
De gegevens die Petra van dorpsgenoten heeft gekregen, leiden haar via diverse Amerikaanse instanties naar Chicago en naar James’ adresgegevens. Het duurt tot november 2015 voordat ze eindelijk zover was dat ze haar vaders nummer durfde te bellen. Tijdens dat gesprek blijkt dat James zich niets meer herinnert over de korte periode dat hij in Nederland was. Geen van de namen van mensen die indertijd met hem optrokken, inclusief die van haar moeder, herinnert hij zich. Tijdens het gesprek vertelt Petra hem niet dat ze zijn dochter is. Ze vraagt op het einde van het korte gesprek of ze nog een keer mocht bellen. Bij het tweede telefoontje krijgt Petra een vrouw aan de lijn. Deze geeft de telefoon door aan James. Het is weer een kort gesprek. Petra denkt te merken dat haar telefoontje onwelkom was. Dat weerhoudt haar ervan uitgebreid met hem te praten. Niet veel later, op 23 december 2015, overlijdt James op 93-jarige leeftijd.
Heel wat meisjes uit de omgeving hadden in die tijd een Amerikaanse verkering
Petra’s moeder, Toos, volgt eind 1944 met belangstelling de drukte in het dorp die samenhangt met de komst van Amerikaanse bevrijders. Een deel van hen is ondergebracht in een café in haar straat. Ze ziet de soldaten regelmatig en maakt af en toe een praatje met ze in broken English. De mensen zijn dolgelukkig met de Amerikanen.
Toos is een goede naaister en de soldaten weten al gauw dat ze bij haar moesten zijn voor het herstellen van hun kapotte kleren. In de zondagse kamer, aan de straatkant, staat de naaimachine op tafel. Het is net een echt naaiatelier. De mannen hoeven maar op het raam te tikken om spullen af te leveren of op te halen. De ouders van Toos zijn blij met de extraatjes die ze ermee verdient. De kaas, de blikken fruit en de chocolade die ze als betaling krijgt, waren, zijn dan welkom omdat verder alles op de bon is.
De soldaten die voor kledingreparaties komen, hebben een donkere huidskleur. Het waren African Americans, leert Toos. Een van hen, Jimmy, ziet ze steeds vaker. Na zijn diensttijd. Dan tikt hij op het raam om met haar te buurten. Af en toe gaan ze samen op stap. Veel mensen in het dorp kennen de mooie Jimmy met wie Toos gearmd op straat liep. Het was een nette man, wordt er gezegd. Een dokter, dachten ze. Het kon ook zijn dat hij werkte als male nurse, verpleger, op de Rode Kruispost. Daar konden mensen met kleine verwondingen terecht. Toos’ ouders vinden het allemaal prima, ook al was James een Amerikaan. Heel wat meisjes uit de omgeving hebben in die tijd een Amerikaanse verkering.
Jimmy mag zo vaak aan huis komen als hij wil en na een tijdje mag hij zelfs blijven overnachten. En op een dag blijkt Toos zwanger. Haar tante Alda* zorgde voor de extra voedselbonnen waar zwangere vrouwen in die tijd recht op hebben. Jimmy weet van de zwangerschap. De vader van Toos reageerde aanvankelijk erg fel. ‘Maar’, zei Petra later, ‘toen ik er eenmaal was, liep hij compleet met me weg’.
Laat die zwarte maar liggen, het gaat vanzelf wel over.
Jimmy wordt onverwacht snel door de legerleiding overgeplaatst. Waarheen, dat kon niemand Toos vertellen. Een vriend van hem, ‘Shoeby of zo’, bracht haar op een dag babykleertjes, door Jimmy via het Rode Kruis verstuurd. ‘I don’t know where Jimmy is’, zegt zijn kameraad. Later is er toch weer contact, zo blijkt uit een aantal brieven die Toos en Jimmy elkaar via de legerpost sturen en die Toos verzamelt in een schoenendoos.
Iedereen in het dorp vindt kleine Petra een drupke, een dropje. Petra herinnert zich dat ze op een dag de stuipen kreeg, een koortsaanval, en dat de huisarts met spoed werd gewaarschuwd. Zijn reactie: ‘Laat die zwarte maar liggen, het gaat vanzelf wel over.’ Hij kwam niet opdagen. Een broer van Toos ging als de bliksem naar de huisarts en gaf hem te verstaan: ‘Als jij binnen vijf minuten niet bij ons thuis bent, verbouw ik hier de boel.’ Hij voegde eraan toe: ‘Als ik iedereen de bel moet omhangen die hier iets met een soldaat heeft gehad, dan luidde de bel door het hele dorp.’
In 1950 trouwt Toos. Petra krijgt de achternaam van haar stiefvader. In haar jeugd is Petra vrij teruggetrokken. Vriendinnetjes heeft ze niet. Toen ze een jaar of veertien, vijftien is, stelt ze haar moeder de vraag: ‘Hoe komt het dat ik een donkere huid heb en pap wit is, net als jij?’ Vanaf dat moment leest Toos haar weleens wat voor uit de brieven die ze van Jimmy had bewaard. Ze vertelt haar dochter van de babykleertjes die hij stuurt en dat hij wel van haar bestaan af weet.
Petra: ‘De zoektocht naar mijn biologische vader is pas echt begonnen na de dood van mijn ouders, uit respect voor hen.' Jaren eerder al, in 2009, vertelde een nichtje aan Petra dat haar moeder, tante Alda, James Harbut, ofwel Jimmy, gekend had. Ze bleek zelfs een paar foto’s te hebben bewaard waar hij op stond. Het nichtje was verbaasd toen ze hoorde dat Petra zijn naam niet wist.
Als ze dan in 2015 eindelijk met haar vader James Harbut spreekt, is hij inmiddels de negentig gepasseerd. Petra weet dat hij een dochter had, Priscilla. Ze werd geboren kort nadat James als militair naar Europa voer.
James vertelt Petra dat hij weinig contact met zijn dochter heeft en dat ze ver weg woont. Hij vertelt niets over verkering met Toos of over het verwekken van een kind. Petra informeert daar ook niet nadrukkelijk naar. Na een kort, tweede gesprek stuurt Petra haar vader nog een kerstkaart, maar daar komt geen antwoord op.
De zoektocht naar mijn biologische vader is pas echt begonnen na de dood van mijn ouders, uit respect voor hen.
In februari 2016 lukt Mieke Kirkels het om contact te leggen met een nicht van James Harbut, Cynthia. Ze is eenvoudig te traceren door James’ adres in Chicago in te voeren op Google Maps. Daar verschijnt zijn huis in beeld, met in de voortuin een bord For Sale. Dat kon twee dingen betekenen: hij woonde in een verzorgingshuis, of hij was overleden. Dat laatste blijkt het geval. Op 23 december, vlak nadat Petra hem een kerstkaart had gestuurd, was haar vader overleden. Via de website van de begrafenisondernemer kon snel contact worden gelegd met Cynthia, de nicht die de vijf laatste jaren van zijn leven voor haar uncle James had gezorgd en die zijn begrafenis had geregeld. Op 4 januari 2016 werd James begraven in Chicago.
Cynthia wil heel graag kennismaken met Harbut’s Nederlandse dochter, over wie in de familie niets bekend is. Ze blijkt exact dezelfde foto’s van James in Europa te hebben als de foto’s die Petra in 2008 van haar moeder heeft gekregen. Al snel wordt duidelijk waarom James tijdens het tweede telefoontje dat Petra met hem had, anders reageerde dan Petra hoopte. Hij kon zelf de telefoon niet meer aannemen, want hij was ernstig ziek en zat in een rolstoel. Er was permanent iemand bij hem om voor hem te zorgen.
Een voor Petra belangrijke vraag wordt door Cynthia beantwoord. Voor Petra is het belangrijk te weten of James getrouwd was, toen hij met haar moeder omging. Hij had toen immers al een dochter. Wat bleek: op zijn twintigste was James getrouwd met zijn jeugdvriendinnetje dat zwanger was geraakt. Een shotgun marriage, een ‘moetje’. Nog voordat hun dochtertje Priscilla werd geboren, zat hij al op een troepenschip richting Europa. Eind 1943, James was nog in Europa, liet de moeder van Priscilla zich van hem scheiden. Priscilla was overleden in 2012 en ze had twee kinderen, James en Beverly. James sr. heeft hen nauwelijks gekend. Op 22 augustus 1956 was James Harbut met Marjorie Mae Hunt getrouwd. Het huwelijk duurde 59 jaar, tot aan zijn dood.
Inmiddels wisselen Petra en haar nichtje Beverly af en toe mailtjes en foto’s uit.
* De namen Petra, Toos en Alda zijn pseudoniemen. Petra heeft nadrukkelijk verzocht haar naam noch die van haar moeder en tante te vermelden.