Loading: 0%

Gelijk in de dood, ongelijk in het leven. Deze website gaat over verhalen van afro amerikanen die meegeholpen hebben aan de bevrijding van Europa.

Ontdek de verhalen en ervaringen van zowel afro amerikanen als Nederlandse burgers aan het eind van de oorlog.

menu
01. Verhalen: Kind van een zwarte bevrijder

Maria Andres

Uit een relatie van de Duitse Sofie Andres met een Afro-Amerikaanse soldaat werd op 24 juli 1946 Maria Andres geboren. Ze is een van de circa vijfduizend Duitse Besatzungskinder uit die tijd.

In juli 1945, na de Tweede Wereldoorlog, werd Duitsland in vier bezettingszones ingedeeld. In het plaatsje Altdorf, bij Nürnberg, in de Amerikaanse zone, waren Afro-Amerikaanse troepen gestationeerd. Veel meisjes en vrouwen in die zone hadden een relatie met of trouwden met Amerikaanse soldaten. Er waren te weinig Duitse jongens op de huwelijksmarkt. De jonge Duitse vrouwen hadden over het algemeen een betere verstandhouding met de zwarte Amerikaanse soldaten dan met de witte. Die zagen ze niet alleen als bezetters, maar ze zagen ook hoe ze neerkeken op de zwarte Amerikaanse soldaten.

Sofie Andres was een van die meisjes. Zij werd geboren op 9 april 1919 in Gleisenau (Beieren). Haar moeder, Maria’s oma, was een alleenstaande moeder over wie weinig bekend is. Uit documenten is op te maken dat zij ongehuwd was toen ze vlak na de Eerste Wereldoorlog dochter Sofie kreeg. In een doopbewijs van de evangelische kerk in Nürnberg is te lezen dat Sofie in een ziekenhuis in Nürnberg is bevallen van Maria, haar tweede kind. Daarvoor, in 1940, kreeg Sofie een zoon, Peter, die jong schijnt te zijn overleden. Bekend is dat Maria een tijdje met haar moeder in het huis van een dominee in Nürnberg woonde. Wellicht was Sofie er huishoudster. Papieren van de burgerlijke stand in Duitsland laten zien dat Sofie op 11 april 1949 nog een derde kind kreeg, Christina. Ook zij was een kind van een Afro-Amerikaanse soldaat. Niet lang daarna verdween Sofie met onbekende bestemming, met Christina, maar zonder Maria. Die belandde in een kindertehuis in Nürnberg.

In het kindertehuis in het Duitse Nürnberg woonden heel wat ‘Brown Baby’s of Germany’ toen Maria Andres daar als baby werd opgenomen. Een paar jaar daarna werd ze in een boerengezin ondergebracht, waar al twee pleegkinderen van kleur woonden, Seppie en Monica. Maria herinnerde zich dat ze daar blootvoets rondliepen en niet naar school gingen. Ze was bang voor de boerenzoon, plaste in bed en hield op met praten. Ze werd een zeer angstig kind. Vermoedelijk is ze in 1951 in een Duits blad ter adoptie aangeboden en kwam zo op haar vijfde in Nederland terecht. Een kinderloos echtpaar in Nederland adopteerde haar. In 1954 werd dat officieel bevestigd. Haar adoptiemoeder was afkomstig uit de voormalige Nederlandse kolonie Celebes, Indonesië en haar adoptievader was Duits-Nederlands. De vader van de adoptievader was een zeer bekend Duits historicus, gespecialiseerd in Germaans runenschrift. Na de adoptie kreeg haar adoptiemoeder van haar familie te horen: ‘Hoe kon je een gekleurd kind adopteren?’

Hoe kon je een gekleurd kind adopteren?

Toen Maria een jaar of twaalf was en in de kelder rommelde, vond ze er een grappige broek waar een embleem op genaaid was met daarop twee SS-en. Ze trok de broek aan en vroeg haar moeder of ze de broek mocht hebben. Het antwoord was een fikse draai om de oren.

Maria was nog een peuter toen haar adoptiemoeder een baan kreeg op een Zweedse universiteit. Tijdens de lange treinreis naar Zweden liep Maria op en neer door de gangpaden en de sugar baby kreeg snoepgoed van medereizigers. In het universiteitsrestaurant waar haar moeder haar soms mee naar toe nam, kreeg ze veel aandacht van de studenten. Maria denkt dat ze haar als een grappig, exotisch kind zagen.

Op haar negende vertrok het gezin vanuit Zweden naar Bilthoven en verhuisde vervolgens niet lang daarna naar Oostburg. Moeder werd daar lerares op een middelbare school. Vader was huisman. Op de middelbare school in Oostburg had Maria het gevoel dat de leraar haar aanwezigheid niet kon uitstaan. Hij had steeds iets op haar aan te merken. Terwijl ze klein was en niet goed kon zien – ze werd geboren met oogletsel, wellicht veroorzaakt door een soa, moest ze achter in de klas zitten. Ze is zeker van dat dit was vanwege haar huidskleur. In Oostburg voelde Maria zich erg eenzaam. Het was moeilijk om er nieuwe vrienden te maken. Ze probeerde in contact te komen met kinderen van de lokale Ambonese gemeenschap, maar die wilden niets met haar van doen hebben. Een collega van haar moeder bracht haar in contact met mensen uit Ambon die in Breskens woonden en daar maakte Maria wel vrienden. Later kreeg ze ook witte vriendinnetjes en bij hen mocht ze ook thuis spelen.

Maria was dol op haar adoptievader, die veel thuis was. Dat veranderde plotsklaps, op haar twaalfde. Op een dag werd ze in een donker steegje vastgepakt door een man die haar dwong met hem te tongzoenen. Ze maakte zich los, rende naar huis en vertelde vader wat er was gebeurd. Vader ging meteen naar het politiebureau om aangifte te doen. Niet zo lang daarna echter, begon vader Maria seksueel te misbruiken met de smoes ‘dan wen je er vast aan voor later’. Vanaf de eerste keer dat dit gebeurde, stelde Maria alles in het werk om zo weinig mogelijk thuis te zijn. Zo vaak als ze maar kon, bleef ze bij een vriendinnetje logeren. Haar moeder was kennelijk bang om er iets van te zeggen. Als ze het al door had, keek ze in elk geval de andere kant op. Maria wist aan de situatie te ontsnappen. Op haar veertiende kreeg ze het voor elkaar dat haar ouders haar naar een dure kostschool lieten gaan. De directrice was een oud-collega van Maria’s moeder. Op die school werd ze weer gepest, nu omdat ze een Duitse achternaam had.

Rond die tijd begon Maria’s puzzelen over de vraag wie haar echte ouders waren. Op haar vijftiende vond ze tussen de paperassen over haar adoptie aardig wat informatie over de vrouw die haar ter wereld had gebracht. Zo ontdekte ze dat Sofie Andres op 28 oktober 1954 Duitsland had verlaten. Samen met haar derde kind, Christina, was ze met vlucht 5K901 van Scandinavian Airlines naar de VS vertrokken. Ze ging wonen in New York, waar ze op 2 februari 1956 een vierde kind kreeg, Nikolaus. Mogelijk is de vader van Nikolaus ook Christina’s vader, maar dat weet Maria niet zeker. Zodra ze het adres van haar moeder had gevonden, schreef Maria haar in een brief dat ze haar graag in New York wilde opzoeken. Sofie wilde daar niets van weten. Zowel Maria als haar eerste kind, Peter, bleken niet in haar paspoort te staan. In een brief waarschuwde Sofie Maria nooit iemand te vertellen wie haar moeder was. Het contact tussen Maria en haar moeder verwaterde.

Zowel Maria als haar eerste kind, Peter, bleek niet in haar paspoort te staan. In de brief waarin dat stond waarschuwde Sofie Maria nooit iemand te vertellen wie haar moeder was.

In de jaren zestig trouwde Maria met haar vriend, een luchtmacht sergeant. De belangrijkste reden voor haar was, dat ze zo van haar Duitse achternaam af kwam. In die tijd was het in Nederland nog steeds niet prettig om voor Duitser te worden aangezien. Het kostte Maria echter grote moeite om te kunnen trouwen. Haar adoptieouders zag ze nog maar sporadisch en daarbij kwam ze er al snel achter dat hun toestemming niet voldoende was om te kunnen trouwen. De adoptie had plaatsgevonden in Duitsland en in die tijd had Nederland nog geen adoptiewetgeving. De Duitse wetgeving paste niet bij de Nederlandse. Het duurde tot haar 21ste voordat ze kon trouwen en zo de naam van haar man kreeg. Het stel verhuisde in dat jaar, 1967, naar Beekbergen en in hetzelfde jaar werd hun zoon Felix geboren. Een aantal jaren later besloten Maria en haar man naar Sloten (Friesland) te verhuizen, waar ze al snel deel uitmaakten van de lokale hippiebeweging. In 1970 werd de tweede zoon, Martijn, geboren. Het huwelijk eindigde in een scheiding nadat Maria’s man aan de drank en de drugs was geraakt. Op een dag pleegde hij zelfmoord door de woonboot waarop hij leefde in brand te steken. Door spanningen rond de echtscheiding had Maria bij haar vertrek maar weinig documenten over haar kindertijd kunnen meenemen. Wat er op de boot was achtergebleven, ging in de brand verloren.

En zo stond Maria er in 1972 alleen voor met de zorg voor haar twee zonen. Ze besloot een studie Gestalt-therapie te gaan volgen. Naast die studie werkte ze bij een Vrouw en Werk Organisatie in Groningen en bij een welzijnsorganisatie in Assen. Na haar studie opende ze samen met haar toenmalige partner een praktijk voor Gestalt-therapie in Groningen. Na het overlijden van haar partner, in 2006, verhuisde ze naar Limburg.

Na heel wat verhuizingen streek Maria in 2006 neer in een Zuid-Limburgs dorp, vlak bij Margraten. Ze las over de ‘kinderen van zwarte bevrijders’ en deed mee aan het oral history project, ook al was haar verhaal dat van een brown baby of Germany.

In 2015 besloot Maria deel te nemen aan het oral history-project ‘Kinderen van zwarte bevrijders’. Ze vond het geweldig om andere kinderen van zwarte bevrijders te leren kennen. Dat bracht haar er toe om in 2017 op zoek te gaan naar gegevens over haar Duitse moeder en haar biologische vader in de VS. Ze nam contact op met het kindertehuis in Nürnberg en met hulp van mensen van de gemeente Nürnberg vond ze een document met haar vaders naam, Charles Humphrey. Het adres en telefoonnummer van haar halfbroer Nikolaus in New York vond ze ook, maar het lukte haar niet om met hem contact te leggen. Niet per post, niet per telefoon. In 2018 lukte het Maria met hulp van historicus Sebastiaan Vonk en een DNA-test om familie van vaderskant in Florida te traceren. Op 14 januari 2019 nam ze het vliegtuig naar Tampa, Florida, waar ze door haar familieleden met open armen werd ontvangen. Haar vader, Charles Humphrey, overleed in 1988.

Inmiddels heeft Maria ook contact met haar halfbroer Nikolaus.
Maria ontving voor haar 74e verjaardag op FB deze video van haar Amerikaanse familie.

play

De New Yorkse Nederlandse Hanny Veenendaal, vertaalster van het boek van Mieke Kirkels, slaagde er in februari 2019 in om halfbroer Nikolaus te spreken. Hij woonde in het appartement op Broadway waarvan Maria dacht dat daar haar moeder en halfzus Christina woonden. Toen Hanny aanbelde, zich voorstelde en zei voor iemand in Nederland op zoek te zijn naar hem, reageerde hij meteen met ‘Maria’. Zo hoorde Maria dat haar halfzus Christina in 2009 was overleden. Haar moeder, Sofia, bleek te zijn overleden in 2014. Ze heeft sindsdien regelmatig contact met Nikolaus en hoopt hem snel te bezoeken.